Een Leidse affaire

CICERO 13 juni 2009

Wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de psychiatrie in de tweede helft van de 20ste eeuw, kan zijn hart ophalen aan het boek Van wie zijn de kinderen door Inge Spruit. Zij beschrijft leven en werk van kinderpsychiater Sjef Teuns (1926), die in de jaren zestig samen met de hoogleraar kindergeneeskunde Veeneklaas het zogeheten Driehoeksproject in het azl opzette en het Leidse Medisch Opvoedkundig Bureau (mob) nieuw leven inblies. Begin jaren zeventig moest Teuns na jaren van ruzie en actievoeren vertrekken.

Spruit beschrijft hoe Teuns als jongere al belangstelling had voor Freud en voor toestanden in psychiatrische klinieken. Zijn grootvader was als rechteloze Brabantse werkman voor zijn leven in een ‘gekkenhuis’ opgesloten omdat zijn werkgever hem kwijt wilde.

Teuns wist zich te ontworstelen aan de Brabantse armoede, studeerde geneeskunde in Utrecht, bekwaamde zich in de psychoanalyse en ontdekte dat hij vooral met kinderen wilde werken. In Leiden ontwikkelde hij met Veeneklaas een benadering van zieke kinderen die toen uniek was in Nederland. Niet alleen de lichamelijke ziekte van een kind, ook de psychische en sociale kanten ervan werden onderzocht en behandeld. Teuns kreeg al gauw de taak om het mob aan te pakken en uit te bouwen en hij deed dat voortvarend. Te voortvarend, want de hoogleraren Veeneklaas en Bastiaans (als psychiater aan de Jelgersmakliniek verbonden) hadden na verloop van tijd elk hun redenen om de ontwikkelingen te willen dwarsbomen. Daarin speelde ook de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse (nvpa) een rol. Teuns beschouwde die vereniging als een ouderwets bolwerk, waar men vasthield aan de klassieke psychoanalyse – in de visie van Teuns vooral iets voor beter gesitueerden en opgeleiden. Zelf was hij vooral bezig met ambulante zorg voor kinderen: klasjes van autistische kinderen en van kinderen met hechtingsproblemen, therapie voor kinderen die blind of gehandicapt geboren waren. Bovendien organiseerde hij een cursus kinderpsychoanalyse in Leiden, met coryfeeën uit Engeland. Dat was tegen het zere been van de Amsterdamse nvpa.

Het waren roerige tijden: van studentenprotest, politieke actiegroepen en de antipsychiatrie-beweging, waaruit bijvoorbeeld de Dennendal-affaire voortkwam. Zo had Leiden haar eigen affaire, kortweg ‘staf Teuns’ genaamd. Het bestuur van het mob wilde Teuns ontslaan, zijn staf stond achter hem en dreigde en masse te vertrekken en de ouders van patiëntjes steunden Teuns eveneens. Het mocht allemaal niet baten: in 1972 werd hij definitief ontslagen. Hij vond allerlei ander werk, onder meer – op uitnodiging van studenten en jonge kritische medewerkers – als docent aan de Utrechtse universiteit. Inge Spruit, zelf medisch antropoloog, heeft het allemaal nauwgezet opgeschreven. Haar sympathie ligt duidelijk bij de hoofdpersoon. De stem van de tegenpartij had wel wat duidelijker mogen klinken; daarmee was het verhaal als geschiedschrijving op een hoger plan getild. Daar staat tegenover dat je nu op iedere bladzijde het actieve en bevlogen karakter van de hoofdpersoon proeft. (MvB)