Uit het boek ‘Van wie zijn de Kinderen’
De vriendschap tussen Aat, voor zijn vrienden Aatje, en Sjef gaat terug tot in het midden van de jaren zestig. Sjef had toen zijn sabbatical in Amerika achter de rug waar hij o.a. veel geleerd had over de ‘levenscyclus’. Aatje beeldde in die tijd mensen uit in allerlei levenssituaties, van de wieg tot het graf, van gezond tot in de operatiekamer. Zo was Aat in ziekenhuizen op afdelingen chirurgie en verloskunde geweest om etsen te maken van zieke mensen en barende vrouwen. Daarna ging hij een tijdje met de politie mee als die uitrukte omdat er een straatongeluk was en Sjef was diep onder de indrukken van de etsen en litho’s die hij daarvan gemaakt had.
Ook vond Aat dat zwangerschap en geboorte tot het natuurlijke leven behoren en dat er alleen een dokter nodig is als er iets mis gaat. Aat had daarom de geboorte van zijn dochter Kabul zelf begeleid en de gynaecoloog bleef op de achtergrond.
Sjef herkende in Aats werk zijn eigen interesse voor de medemens en diens wederwaardigheden. Hij wilde meer weten van de levenscyclus van de mens die zulke meesterwerken maakte over zijn medemens. Aat wilde op zijn beurt meer van de dieptepsychologie weten, omdat je met schilderen aan de buitenkant bleef en hij de ziel wilde zien. Het klikte tussen Aat en Sjef vanaf het eerste gesprek.
Op een goede dag had de in Amsterdam bekende kapper Don Pasquale in zijn kapsalon een tentoonstelling georganiseerd over Aats werk en Sjef was ook uitgenodigd voor de opening. Het puilde al snel uit bij de coiffeur, maar toen Sjef binnenkwam riep Aat hem naar voren en zei: “nu ga ik op Don Pasquale’s kappersstoel zitten en dan ga jij mij analyseren.” Hilariteit alom onder het welgestelde publiek, want Pasquale was een dure kapper met heel wat notabelen onder zijn clientèle. Aat bleef echter bloedserieus en zei dat iedereen net zo goed een ‘lijf-psychoanalyticus’ nodig had als een kapper. Dat beaamde Sjef meteen volmondig en hij vertelde dat de eerste Nederlandse psychoanalyticus door Freud zelf geanalyseerd was, niet op de bank, maar tijdens wandelingen langs het strand van de Noordzee, omdat Freud die zo heerlijk vond. Niettemin hielden Sjef en Aatje het die middag toch maar bij een glas wijn ter ere van de tentoonstelling.
Aat werd geboren in de Jordaan in Amsterdam, leerde Sjef tijdens hun vele wandelingen waarbij ze al keuvelend Amsterdam doorkruisten. Zijn moeder was schooljuffrouwen zijn vader had het reclamevak ingeruild voor het kunstschilderen. “Als jongetje ging ik vaak met hem naar het Rijksmuseum,” vertelde hij aan Sjef, “en ik was toen nog zo klein dat hij me moest optillen voor de schilderijen”. Aats vader overleed onverwacht op de dag dat zijn tweelingzus Greetje zou trouwen en zij beiden 21 jaar zouden worden. Sindsdien speelt de dood als Magere Hein, of als skelet, geregeld een rol in zijn werk, maar hij maakte ook met pastel een ontroerende ‘foto’ van zijn oude moeder. Zijn vader schilderde graag stadsgezichten en een daarvan hangt nu bij Aat boven de schoorsteen en het open haardvuur. Veelwerk van Aat is sterk erotisch of betreft vrouwelijk naakt, want vrouwen zijn mooi. En wat die erotiek betreft, vindt Aat: “copuleren of coïteren is de belangrijkste drijfveer in het voortbestaan van alle soorten van levende wezens.” Sjef op zijn beurt is vooral gesteld op zijn afbeeldingen van moeder-met-kind, die hij als meesterwerken beschouwt.
Het welzijn van kinderen vinden ze allebei belangrijk en Aat had waardering voor Sjefs inzet daarvoor. “Sjef, succes in je strijd. Je bent onze trots!” schreef hij op 22 december 1992 als opdracht aan Sjef voorin de Beschrijvende catalogus van de prenten van Aat Veldhoen 1956 tot 1967, met bijdragen van: Aat Veldhoen, Simon Vinkenoog, Reinoud Vroom.
“Aat en ik kennen elkaar nu ruim 40 jaar”, schreef Sjef niet zo lang geleden, “en wat ons bindt is de liefde voor de mens”. Sjef vond het dan ook logisch dat Aat en Hedy geen bloemen bij zich hadden toen ze in de zomer van 2008 op bezoek kwamen, maar het mooie etsje ‘als een prentje van een kind’, dat de omslag van dit boek mocht sieren. Voor zowel het etsje als die toestemming is hij Aatje bijzonder dankbaar.